Noorse emigratie naar Nederland in de zeventiende en achttiende eeuw

Door Hans Nicolai Nissen

Vanaf het einde van de zestiende eeuw ontwikkelde de Republiek der Verenigde Nederlanden zich tot toonaangevende van de wereld op het gebied van de handel. Samen met een aantal andere factoren leidde dit tot een instroom van buitenlanders uit heel Europa naar Nederland. Ook Noren namen deel aan deze immigratie.

De scheepvaart en de handel zorgden voor de sterke groei van de Nederlandse economie. Door de eeuwen heen hadden Nederlanders handel gedreven in de Oostzee-gebieden. Ze kochten daar hout en graan. De behoefte aan hout was enorm om schepen en huizen te kunnen bouwen.

Op zoek naar de oost

De Zee – Atlas van de waterwereld, Hendrik Doncker, Amsterdam 1669. Stadsarchief in Trondheim.De Baltische handel vormde de basis voor de verdere expansie van de Nederlanders. De Nederlandse provincies richten hun blik op nieuwe continenten en expedities werden uitgerust om de handelsmogelijkheden in de Orient en in Amerika te verkennen. Dit konden de Nederlanders relatief ongestoord doen, omdat de Europese grootmachten oorlog voerden. De Engelsen hadden in 1588 de “Spaanse Armada” gezonken, en de Spanjaarden concentreerden zich op het conflict met Engeland en Frankrijk.
Deze eerste expedities naar de Oost leverden een grote winst. Hoewel meer dan 2/3 van de bemanning stierf, werden steeds nieuwe expedities uitgevoerd. Portugal, die de leidende natie in de specerijenhandel met de Oost was geweest, werd nu bedreigd. De toename van de specerijenhandel resulteerde in hoge prijzen in de Oost en lagere verkoopprijzen in Europa.

VOC

De Nederlandse Staat besefte binnen een paar jaar dat de verschillende handelscompagnieën onder een gemeenschappelijke paraplu moesten komen. In 1602 werd de Verenigde Nederlandse Geoctroyeerde Oostindische Compagnie (VOC) opgericht. VOC, ook wel de Oost-Indische Compagnie genoemd, werd de drijvende kracht in de Nederlandse Gouden Eeuw. Het was niet alleen een handelsmaatschappij, maar ook een militaire macht die forten kon bouwen, soldaten in dienst nam en overeenkomsten kon sluiten. Om hun handelsposten, forten en schepen te bemannen, had de VOC manschappen nodig. Een groot deel van de manschappen waren buitenlanders. Het is moeilijk exacte cijfers te vinden over de aantallen Noren die in dienst waren bij de VOC, maar uit schattingen op basis van de scheepssoldijboeken blijkt dat tussen 1600-1800 maar liefst 17.000 Noren voor de VOC werkten.

Oost-Indiëvaarder bij de stad Hoorn in Nederland. Schilder: Lorenzo Castro, 1668. Dulwich kunstgalerij. (Bron: Wikimedia Commons)Een soortgelijke handelscompagnie werd in 1621 opgericht om deel te nemen aan de handel met Amerika. Deze West Indische Compagnie (WIC) had niet dezelfde volmachten als de VOC.

Vennootschap

De VOC wordt beschouwd als de eerste nv ter wereld. Sommigen trekken zelfs een vergelijking met de huidige multinationals. Het werkgebied van de VOC besloeg drie continenten en ze had duizenden mensen in dienst. In de beginjaren voerde ze bovendien een actieve oorlog om het monopolie op belangrijke goederen veilig te stellen. De Noorse mannen en vrouwen die naar Nederland emigreerden, werden sterk beïnvloed door de Nederlandse overzeese handel. De vrouwen werden aangenomen als dienstmeisje bij burgerfamilies, wiens welvaart gebaseerd was op de handel, en de mannen vonden snel een baan binnen de VOC.

Grote immigratie

Er zijn vele redenen voor de grote immigratie naar Nederland in de zeventiende en achttiende eeuw. Voor velen was de vrijheid van godsdienst in Nederland doorslaggevend. Belangrijker was waarschijnlijk de snel groeiende economie, die gebaseerd was op de handel, scheepvaart en het bankwezen. Mensen werden aangetrokken door de mogelijkheden in een land dat ook op wetenschappelijk gebied het voortouw nam. Hoewel Nederland zeer beperkte natuurlijke hulpbronnen en een klein grondgebied had, was het een van de snelst groeiende landen in Europa, zowel in economisch opzicht als in bevolkingsaantal.

Houthandel en contact

De contacten tussen Nederland en de Noorse kustplaatsen waren hecht door de houthandel. Zowel Schotse, Engelse als Nederlandse schepen haalde hout in Noorwegen. Veel van de schepen die handelden in Noors hout kwamen uit Amsterdam. De stad groeide hard en had hout nodig voor de gebouwen. De lastige bodemgesteldheid van Amsterdam eiste grote hoeveelheden hout voor de fundamenten. De palen werden tot op het zand in de slappe veengrond geslagen en er bestaat een gezegde dat “Amsterdam staat op Noorwegen“.

Het was eenvoudig voor een jonge Noor met migratiekriebels om via de zee de weg naar de Nederlanden te vinden. Jongens en mannen monsterden aan op een Noors of buitenlands schip en werkten voor de overtocht. Het was ook mogelijk om als passagier te reizen, maar dat kostte geld. De vrouwen hadden geen ander alternatief dan als passagier te reizen. De prijzen konden variëren, maar het was niet ongebruikelijk dat de reis een Noors jaarsalaris voor een dienstmeisje kostte.

Amsterdam

Grote Markt in Arnhem, Jan de Beijer, 1742. Privébezit. (Bron: Wikimedia Commons)Amsterdam was de stad waar de meeste Noorse immigranten arriveerden. Een belangrijke reden voor veel Noren om naar Amsterdam te gaan, was omdat velen daar eerder waren geweest of daar kennissen hadden. In de stad konden de migranten landgenoten ontmoeten in het Lutherse kerkgenootschap en raad krijgen van Noren die in de stad werkten. Aantrekkelijk was ook de stad Amsterdam zelf en de hoge levensstandaard, die waarschijnlijk de hoogste van Europa was gedurende de zeventiende eeuw. In 1620 had Amsterdam 100.000 inwoners. Ter vergelijking had Bergen, Noorwegen, in 1769 (de eerste bevolkingstelling van Denemarken-Noorwegen) 13.600 inwoners.

De ondertrouwregisters (overzicht van mensen die in ondertrouw gingen voordat ze konden trouwen) en de ledenregisters van de Lutherse kerkgemeenschappen van Amsterdam geven een beeld van het aantal Noorse immigranten. Tussen 1601 en 1800 zie je dat rond 12.000 Noren trouwden in Amsterdam.

Salarissen

Ondanks de grote rijkdom in Nederland en de vele mogelijkheden, kwamen de meeste migranten in banen met een laag salaris terecht. Noren die naar Nederland kwamen, begonnen meestal als zeelieden, soldaten of dienstmeisjes.

Hoewel buitenlanders onderaan de economische ladder stonden, waren de lonen erg hoog vergeleken met Noorwegen en andere landen in Europa. Om dit te illustreren, kunnen we kijken hoeveel een dienstmeisje normaal verdiende in Nederland. Een Noors meisje dat werk gevonden had bij een gezin in Amsterdam, kon rond 120 gulden per jaar verdienen, dit was ongeveer 48 Noorse Riksdaler. In Noorwegen kreeg het dienstmeisje 1 ¼ Noorse Riksdaler voor hetzelfde werk, naast eten, woonruimte en kleding. Dit laat zien hoe enorm groot de verschillen in inkomsten over de landsgrenzen waren en tegelijkertijd vertelt het ons dat Nederland een goed ontwikkelde geldmaatschappij kende die heel anders was dan in Noorwegen. Noorwegen was in die tijd lang niet zo ver als Nederland als het ging om de geldeconomie. De mogelijkheid om veel te verdienen was waarschijnlijk de belangrijkste reden dat zo veel Noren naar Nederland emigreerden.

Zeelieden

Zoals al gezegd had de VOC een grote behoefte aan zeelieden en soldaten voor hun schepen en de verschillende handelsposten. Dit waren de banen waar de meeste Noorse mannen in terecht kwamen na aankomst in Nederland. De Nederlanders zelf vonden het overzeese werk niet bepaald attractief, waarschijnlijk deels vanwege de grote risico's bij deze reizen. Het gevaar om besmet te worden door tropische ziektes of ondervoeding was groot, zowel op de reis naar de Oost als tijdens de dienst bij de handelsposten. Slechts een derde van diegenen die met de VOC uitreisden, overleefden hun reis. De VOC was zich hiervan bewust en zorgde er daarom voor dat de schepen te veel bemanning hadden om degenen die stierven te kunnen vervangen. Het was krap aan boord van de schepen en infectieziektes, dysenterie en tyfus konden zich snel verspreiden.

De Zee – Atlas van de waterwereld, Hendrik Doncker, Amsterdam 1669. Stadsarchief in Trondheim.Het leven aan boord was zeer ruw. Carl Peter Tunberg, een leerling van de bekende wetenschapper Carl von Linne, reisde met de VOC in de jaren zeventig van de achttiende eeuw. Hij vertelt in zijn reisverslag over zeelieden die slechter werden behandeld dan slaven. De VOC bekommerde zich niet om de werknemers, een bekende gezegde was dat “De VOC met gemak een nieuwe soldaat of zeeman kon krijgen voor negen gulden”.

Volkhouders

Aangezien Nederlanders weinig belangstelling hadden om in dienst te gaan bij de VOC, waren er meer mogelijkheden voor buitenlandse zeelieden. Maar hoe werden deze zeelieden gerekruteerd? In Engeland kon men het risico lopen om geronseld te worden! In Nederland waren er speciale rekruteringsagenten, die ervan leefden om mensen te werven voor de VOC en WIC, zij werden volkhouders genoemd. De volkhouders of agenten voerden hun werk uit in herbergen en kroegen en de slachtoffers waren werkloze zeelieden en arme buitenlanders. Veel Noren lieten zich lokken door de spannende en exotische verhalen die de agenten hen konden vertellen uit de Oost. Het uitzicht om goed geld te verdienen was ook belangrijk. Als de geronselde was overgehaald, nam de agent hem onder zijn hoede. De agent regelde kost en inwoning totdat het contract met de compagnie was afgesloten. De agent hielp ook met het verschaffen van alles wat de zeeman of soldaat nodig zou hebben voor de reis. Dit alles zorgde ervoor dat de zeeman al een grote schuld had, nog voordat de diensttijd begonnen was. Deze schuld kreeg de agent terugbetaald bij het kantoor van de VOC zodra de zeeman zoveel verdiend had als hij schuldig was. Samen met het geld dat de zeeman in voorschotten ontving van de compagnie, kon het daarom zeker een jaar duren voordat hij zelf iets verdiende. Het was normaal om voor drie tot vijf jaar aan te monsteren.

Werving, ook in Noorwegen

Deze wervingsactiviteiten vonden ook in andere landen plaats, waaronder in Noorwegen. Als Nederlandse schepen in een Noorse haven voor anker lagen, werden Noorse zeelieden geworven. De schepen deden Noorwegen vaak aan bij conflicten met andere landen of bij ongelukken. Tijdens de oorlog met Engeland in 1665 zochten meerdere VOC schepen een veilige haven in Noorwegen. Na verloop van tijd werden de autoriteiten in Kopenhagen bezorgd over deze rekruteringen. De behoefte aan zeelieden voor de Deens-Noorse handelsvloot en de marine was ook groot. Vanaf 1692 riskeerden zowel de agenten als de aangemonsterde zeeman de doodstraf als de rekrutering binnen Noorwegen of Denemarken plaatsvond.

Goede vooruitzichten voor diegenen die overleefden

Als iemand die voor de compagnieën werkte de diensttijd overleefde, was het mogelijk om veel geld te verdienen als hij het goed gebruikte. Door meegebrachte handelswaar te verkopen, verdienden zeelieden een paar extra gulden. De Noor Fredrik Anders Bolling, die voor de VOC zeilde tussen 1669 en 1673, verkocht bijvoorbeeld handelswaar in Kaapstad (Zuid-Afrika), waardoor hij een winst van 61 Riksdaler maakte. Dit was eigenlijk door de VOC verboden, maar het werd waarschijnlijk getolereerd. Sommige zeelieden die de diensttijd bij de compagnie hadden voltooid, konden hun salarissen bij aankomst in Nederland innen. In 1695 kreeg Roelof Roelofsz uit Trondheim op deze manier het grote bedrag van 2013 gulden uitbetaald. Als de salarissen uitbetaald waren, leefden velen een paar weken op grote voet tot het geld op was. Het geld werd gebruikt in kroegen, bordelen en voor ander kortstondig geluk. Vaak werden deze mannen "zesweekse grote mannen": genoemd of “heeren varensgasten”. Binnen de kortste keren hadden ze niets meer te besteden en velen vonden hun weg weer terug naar de volkhouder.

Huwelijk

Dienstmeisje (Het melkmeisje), Johannes Vermeer, 1660. Rijksmuseum in Amsterdam. (Bron: Wikimedia Commons)Er was een groot mannenoverschot in steden als Amsterdam. De mogelijkheden op de huwelijksmarkt voor Noorse vrouwen waren daarom goed. De ondertrouw registers van Amsterdam laten zien dat er 150 Noorse mannen waren op 100 Noorse vrouwen. Mannen die hun diensttijd afgerond hadden, en geld op zij hadden gelegd, waren zonder twijfel een aantrekkelijke huwelijkspartner. Zoals eerder vermeld, vinden wij 12.000 Noren ingeschreven in de ondertrouwregisters, velen zochten dus niet alleen economisch geluk in Nederland. Bij de meeste huwelijken tussen Noren in Nederland waren man en vrouw afkomstig uit verschillende plaatsen in Noorwegen. We kunnen er daarom van uit gaan dat het motief voor de Noorse vrouwen niet was om hun geliefde te volgen. De gemiddelde leeftijd bij het huwelijk was ook hoog vergeleken met Noorwegen. Waarschijnlijk waren deze huwelijken het resultaat van arbeidsmigratie.

De Lutherse gemeenschappen in steden als Amsterdam waren ontmoetingsplaatsen voor Noren, zoals voor andere Scandinaviërs. Daar konden zij een potentiële echtgenoot ontmoeten en daar konden ze in het huwelijk treden. Getrouwde vrouwen leven vaak in de schaduw van de man als het gaat om economische activiteit. Maar veel echtgenoten stierven in dienst van de Compagnie en als weduwe zien we haar duidelijker. Belastinggegevens uit Amsterdam in 1742 laten zien dat veel weduwen ofwel konden rentenieren of in de detailhandel werkten. Vrouwen verhuurden ook kamers en bewaarden waardevolle bezittingen voor zeelieden en soldaten die in Oost- of West-Indië waren. Nederland was het land van mogelijkheden voor vrouwen. In Noorwegen zouden de mogelijkheden voor deze vrouwen beperkt zijn.

Niet iedereen vertrok voor economisch gewin

In de Noorse rechtsbronnen vinden we informatie over personen die naar Nederland vertrokken om te ontsnappen aan juridische vervolging. Dit konden vrouwen zijn die veroordeeld waren omdat ze een buitenechtelijk kind hadden gekregen. In het toenmalige Denemarken-Noorwegen was dit een ernstige misdaad. Sommige van deze vrouwen vinden we terug in de ondertrouwregisters. Deze vrouwen waren er dus in geslaagd te trouwen en een familie te stichten in Nederland, ondanks de hopeloosheid en de vervolging die zij hadden ondergaan in Noorwegen.

Veel mannen vertrokken naar Nederland om aan de militaire dienst te ontsnappen. Zowel Christian V als Frederik IV hadden veel manschappen nodig voor de oorlogen waar Denemarken-Noorwegen in betrokken waren. Tijdens de grote Scandinavische oorlog van 1709-1719 was er grote immigratie in Nederland. Veel van de mannen die in deze periode uit Noorwegen emigreerden, vluchtten waarschijnlijk vanwege de militaire dienstplicht.

Zij kwamen thuis met nieuwe kennis

Velen die na jaren in Nederlandse dienst terugkeerden naar Noorwegen, namen nieuwe kennis met zich mee. Zeelieden hadden zeemanschap en navigatie geleerd van de Nederlanders, kennis die heel belangrijk was in de Deens-Noorse handelsvloot en in de marine. Zonen van handelaren waren in de leer gegaan in Amsterdam en kwamen thuis met nieuwe ideeën over handel en financiële systemen. Zowel vrouwen als mannen namen sporen met zich mee van een andere cultuur in kleding, hygiëne en taal. Tegen het einde van de achttiende eeuw werden teruggekeerde emigrantenvrouwen Holændsker genoemd, zij onderscheidden zich van anderen door hun lange jassen en vreemde hoofdbekleding. Deze vrouwen waren populair als dienstmeisjes in de welgesteldere huishoudens.

Norsk tekst Nederlandstalig English text